Richtingen van psychotherapie

De psychotherapeutische richting verwijst naar de manier van kijken van de psychotherapeut naar menselijk denken, voelen en handelen. Zo zijn er verschillende theoriëen voor het psychisch functioneren van de mens. Vanuit deze verklaringsmodellen worden dan handvatten aangereikt om psychisch lijden te behandelen.
Vaak onderscheidt men vier hoofdrichtingen van psychotherapie:

Psychotherapeuten volgen een bepaalde opleiding. Als mensen op zoek gaan naar een psychotherapeut, wordt er gemakkelijk verwezen in functie van hun theoretische opleiding of hun therapieschool. De therapieschool is op de eerste plaats belangrijk voor de psychotherapeut. Het biedt hem immers een kader waarbinnen hij over de klacht en de persoon kan denken. De manier hoe een therapeut werkt is maar gedeeltelijk terug te voeren op zijn theoretische opleiding. Vooral jonge psychotherapeuten werken schoolgebonden. Ervaren psychotherapeuten werken weliswaar vanuit een bepaald theoretisch kader, maar hanteren vooral interventies die bij hen als persoon aansluiten en in het verleden succesvol waren (waarbij ook psychotherapeuten interventies ontdekken door vallen en opstaan of 'trial and error', en interventies van andere scholen integreren).

In de praktijk hanteren psychotherapeuten verschillende stijlen, die meer terug te brengen zijn op hun persoonlijke voorkeur en persoonlijkheid, dan op de door hun gevolgde opleiding/therapieschool. Bovendien werken psychotherapeuten hoe langer hoe meer integratief. Zij integreren begrippen, verklaringen en interventies uit uiteenlopende richtingen in hun persoonlijke stijl. Er wordt zowel gekeken naar het begrijpen van waar het probleem vandaan komt (inzicht) als naar oplossingen gezocht om het lijden te verlichten en de levenskwaliteit te verhogen.

Psychoanalytische psychotherapie

Psychoanalytische psychotherapie gaat er, zoals de psychoanalyse, van uit dat we handelen via onbewuste drijfveren. We voelen ons soms angstig, onzeker, depressief,.. zonder te begrijpen waar dat gevoel vandaan komt. Of iemand probeert zich te binden aan een partner, maar dat lukt niet, hoe graag hij het ook wil. Het gebeurt ook dat we wensen, gevoelens en gedachten hebben die we zelf niet accepteren. 

Tijdens een psychoanalytische therapie ontvouwt zich je eigen verhaal, of bots je op hiaten of tegenstrijdigheden in je verhaal. Therapeut en patiënt gaan samen onderkennen hoe onbewuste patronen van invloed zijn op de relaties, gedragingen en gevoelens van de patiënt. Ook proberen zij te begrijpen hoe deze patronen zich ontwikkeld hebben. Er wordt geluisterd naar verborgen betekenissen en naar onderliggende patronen die ten grondslag liggen aan gedachten, gevoelens, gedragingen. Ook wordt psychisch lijden begrepen als een min of meer conflicterend samenspel van innerlijke krachten. In de gesprekken zullen zich elementen uiten die in het psychisch lijden een bepalende rol spelen.

Het psychisch lijden wordt begrepen in verband met de (ook vroegkinderlijke) levensgeschiedenis waarin zich bepaalde patronen herhalen. De innerlijke beelden die iemand van zichzelf en anderen heeft, sturen de manier waarop iemand met anderen omgaat. Deze beelden kunnen een belangrijke rol spelen in verschillende vormen van psychische problematiek.

We trachten over angstwekkende, pijnlijke, schuldbeladen, beschamende en/of ondraaglijke neigingen, gedachten of gevoelens te denken en te spreken in plaats van ze op allerlei manieren te trachten weg te krijgen. Het is de bedoeling om tot een doorleefd inzicht te komen in bepaalde weerkerende patronen en gevoeligheden. Vanuit een doorleefd inzicht kan men meer zaken van zichzelf begrijpen en verwoorden en bewuste keuzes maken op verschillende vlakken.

Hoe verloopt een psychoanalytische psychotherapie?

Tijdens de sessies is vooral de patiënt aan het woord, de therapeut vraagt aan de patiënt om alles te zeggen wat er in hem opkomt. Door zich over te geven aan die innerlijke stroom van gedachten, gevoelens en fantasieën, wendt de patiënt zich als het ware af van de buitenwereld en richt zich meer naar binnen. Allerlei gedachten en gevoelens, waar hij zich voor schaamt of die hij in het dagelijkse leven misschien als onbelangrijk of onzinnig verwerpt, kunnen zo meer aandacht krijgen.

Wanneer onbewuste patronen in gevoel en gedrag duidelijk worden, leidt dit niet alleen tot een vermindering van de klachten, maar ook tot een andere manier van met zichzelf omgaan: de patiënt gaat zijn binnenwereld meer serieus nemen en ook beter begrijpen. Dit betekent dat het gevoel van eigenwaarde kan toenemen en ook de innerlijke vrijheid. Hij kan daardoor steviger in de wereld staan.


Vergeleken met een psychoanalyse, stelt de therapeut zich in de analytische therapie actiever op, stelt meer doelgerichte en directe vragen en richt zich soms op bepaalde hypotheses, die soms vooraf met de patiënt zijn besproken. Meestal is de duurtijd van de therapie korter dan bij psychoanalyse.

Client-Centered Psychotherapie

Er wordt ervan uitgegaan dat de mens in staat is zelf zijn problemen op te lossen, d.w.z. de cliëntgerichte psychotherapeut vertrouwt op de groei- en ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënt. De cliënt leert ervaren wat zijn eigen, unieke gedachten en gevoelens zijn, zodat hij of zij meer in contact komt met zichzelf. Als iemand zijn gevoelens kan ervaren en accepteren, is hij beter in staat om met moeilijke situaties in het leven om te gaan. Het doel van therapie is daarom niet zozeer het oplossen van een bepaald probleem, maar veeleer de cliënt te helpen zicht te krijgen op de belemmeringen die tot dan toe een bevredigende oplossing in de weg lijken te staan.

Verder is de wijze waarop de therapeut zich afstemt op de belevingswereld van de cliënt kenmerkend voor de cliëntgerichte therapie. De therapeut probeert deze zo nauwkeurig mogelijk in beeld te krijgen, respectievelijk na te voelen (zich in te leven) en aan de cliënt terug te spiegelen. Hij beoogt bij de cliënt een proces van zelfexploratie, zelfaanvaarding en zelfconfrontatie op gang te brengen. Hierbij wordt de aandacht hoofdzakelijk gericht naar het heden en de toekomst van de cliënt, niet zozeer naar diens verleden. Een exploratie van het verleden wordt slechts nuttig geacht wanneer dat verleden voor de cliënt voelbaar aanwezig is in het hier en nu.

Uiteindelijk streeft de cliëntgerichte therapeut naar een zo gelijkwaardig mogelijke relatie met de cliënt. Hij zal op een respectvolle, congruente en empathische wijze met de cliënt omgaan, waardoor het proces van zelfexploratie bij de cliënt optimaal kan verlopen. De cliënt wordt gezien als deskundige bij uitstek ten aanzien van zijn eigen psychisch functioneren; de therapeut is vooral 'proces-expert'.

Cliëntgerichte psychotherapie, ook wel aangeduid als Rogeriaanse, experiëntiële of procesgerichte psychotherapie (vroeger ook wel als 'non-directief'), werd ontwikkeld door de Amerikaanse psycholoog Carl Rogers (1902-1987).

Gedragstherapie

In gedragstherapie staat het gedrag van de patiënt centraal. Hoe men handelt bepaalt immers in belangrijke mate hoe men zich voelt. In de loop van ons leven hebben we veel gedrag aangeleerd. De gedragstherapie gaat ervan uit dat het ook mogelijk is om gedrag weer af te leren. Wie geneigd is om uit angst bepaalde zaken uit de weg te gaan, zal zijn angst vaak eerder versterken dan verminderen. Wie niet goed weet hoe hij zijn mening het beste naar voren kan brengen, zal eerder onzeker of juist geïrriteerd worden. Wie niet heeft geleerd hoe hij zich moet beheersen, zal gemakkelijk het slachtoffer worden van zijn eigen impulsiviteit.

In de therapie wordt gewerkt aan een concreet probleem of aan een bepaalde klacht. Stapsgewijs werkt de patiënt aan een van tevoren geformuleerd doel. In een gedragstherapie kan men leren om dingen anders aan te pakken, waardoor men minder last heeft van het probleem dat in de therapie centraal staat. Een gedragstherapeut werkt vaak met oefeningen en opdrachten.

Binnen gedragstherapie worden eerst de problematische gedragingen en de omstandigheden waarin die voorkomen in kaart gebracht. Vervolgens helpt men de patiënt om met beter passende gedragspatronen te reageren op die omstandigheden. Hiervoor worden diverse oefeningen en huiswerk gedaan. Zowel het inventariseren van problematisch gedrag als het bedenken en oefenen van nieuw, beter passend gedrag is een gezamenlijke onderneming van patiënt en therapeut.

Systeemtherapie

De systemische visie legt de nadruk op het relationele. De psychotherapeut houdt niet enkel rekening met het individu op zich, maar ook met de verschillende systemen waarvan het individu deel uit maakt (familie, werksetting, sociaal netwerk, enz). De persoon staat niet enkel onder invloed van zijn eigen intenties en dat van de anderen, maar ook onder dat van het systeem waarin het functioneert. Door in deze verschillende systemen mee te draaien en te evolueren, kunnen spanningen, angsten, depressies, breuken en een gebrek aan welzijn ontstaan. 

De psychotherapeut besteedt tijd aan het exploreren van de gangbare leefregels, doelen dat men wil bereiken, hoe men tot evenwicht en verandering komt. Hiervoor kijkt hij naar de manier waarop mensen met elkaar communiceren, in welke mate verschillen mogen bestaan, in hoeverre mensen open staan voor andere reflecties en in welke mate de verschillende gesprekspartners zich investeren binnen het systeem. 

Ook de familiegeschiedenis beïnvloedt het individu. Ons gedrag wordt mede bepaald door de waarden, gedachten en gevoelens die van generatie op generatie doorgegeven worden. De psychotherapeut tracht een proces te vergemakkelijken waarbij mensen hun eigen geschiedenis bewandelen en herschrijven doordat nieuwe inzichten aan de oppervlakte komen. Op deze wijze kan dit proces psychisch lijden verminderen.